Daar zit ik dan. Met pen en papier achterin een klaslokaal van een Amsterdamse basisschool. Klaar om als stagiaire en deeltijdstudent alles wat er in de klas gebeurt in mij op te nemen. Het lokaal is donker, maar biedt genoeg ruimte voor de 23 leerlingen van groep 6. Aan de muur hangen wat tekeningen en werkstukken, verder is de klas rustig ingericht.
De juf, mijn stagementor, houdt de 17 jongens en 6 meisjes met strakke hand in het gareel. Soms schrik ik van haar schelle stem en de pittige manier waarop zij sommige kinderen aanpakt. Maar haar aanpak lijkt te werken, de kinderen gedragen zich in haar bijzijn netjes en rustig. In tegenstelling tot de momenten dat zij de klas verlaat en de kinderen alle kanten opschieten.
Tijdens een klassikale rekenles staat Daniël, een leerling die de juf vandaag al meerdere keren heeft gewaarschuwd, plotseling op. Op zijn gemak loop hij naar één van de computers aan de zijkant van het lokaal. “Wat doet hij nu!” schiet het door mij heen. Maar niemand lijkt er verder van op te kijken. Later leer ik dat alle kinderen een eigen weektaak hebben en zelf verantwoordelijk zijn voor het volbrengen van hun taken. De klassikale uitleg was niet bestemd voor Daniël, die op zo’n moment aan een ander vak werkt. De stagejuf noemt dit “differentiatie” en een vorm van “adaptief onderwijs”. Begrippen die mij nog weinig zeggen en die ik mij in korte tijd eigen zal moeten zien te maken. Ik vraag me af of het me zal lukken om overzicht te krijgen van de verschillende niveaus en bijbehorende taken van alle kinderen.
En dan al die regels. Hoopte ik als ex-jurist niet meer voortdurend bezig te zijn met het handhaven van regelgeving, ook in een klas blijken regels van wezenlijk belang voor de groep. Sommige kinderen raken letterlijk de weg kwijt als de regels niet worden nageleefd. Zo zijn er vier sociale omgangsregels die in plaatjes op de deur hangen. De kinderen moeten “voor elkaar zorgen”, “zorgen voor hun omgeving” en “zich beheersen”. De vierde regel bepaalt dat iedereen “erbij hoort”. De regels gelden door de hele school en iedereen houdt zich eraan.
Dat blijkt als twee jongens tijdens de pauze ruzie krijgen. De stagejuf roept ze op het matje en draagt ze op om de ruzie uit te praten. Niet veel later komen ze bij haar terug met de gevonden “oplossing”. Maar terwijl de jongens hun oplossing aan de juf proberen uit te leggen, slaat de strijd weer toe. Waterlanders beginnen te stromen, wat ik eigenlijk nogal ontroerend vind bij deze twee stoere jochies. Dan herinnert de juf hen aan één van de omgangsregels. Hoe luidde die ook alweer? Met een piepstemmetje snotteren de kereltjes “Iedereen hoort erbij…”. Waarna hun gezichtjes opklaren. Opeens lijken ze te begrijpen waar het mis ging.
Het lesgeven in een basisschool is anders dan ik mij had voorgesteld. Het voldoet niet aan het plaatje dat ik ervan had als jurist en het lijkt niet op de dagen dat ik meeliep met een bevriende leerkracht. Het lijkt niet op mij droom in Guatemala en de school, in het hartje van de hoofdstad, doet me in geen enkel opzicht denken aan mijn eigen, door groen omgeven basisschool. Zou ik dan toch een verkeerde keuze hebben gemaakt?
Dan tikken Yanna en Gediz op mijn schouder. “Juf?” Grappig, ik heb nog geen les gegeven en alle kinderen spreken mij nu al consequent met “juf” aan. “Bent u echt 33?” Ik vraag haar waarom ze dat vraagt. “U ziet er veel jonger uit.” Met een glimlach neem ik deze vleierij in ontvangst. “Komt u volgende week weer?” vraagt Saïd. Natuurlijk kom ik volgende week. Dit is nog maar het begin.