Na onze eerste nacht in ons hotel in Debre Tabor is het tijd om kennis te maken met de Ethiopische Pabostudenten. De directeur van de plaatstelijke Pabo heet ons welkom, waarna één van de Pabo-leraren een presentatie geeft over het Ethiopische onderwijs. Het valt mij op dat de Ethiopische studenten er zo ingetogen en respectvol bij zitten. Het kost ze in ieder geval minder moeite dan de extraverte, rommelige groep Nederlandse studenten.
Na de presentatie is het tijd voor een kennismakingsgesprek met de Ethiopische Pabostudent waar we de komende dagen aan gekoppeld zullen zijn. Daarvoor krijgen we twee grote witte vellen mee, waarop we moeten schrijven wat we over de ander te weten zijn gekomen en wat we van elkaar verwachten. Als aanknopingspunten hebben we een aantal ‘typisch Hollandse dingen’ meegenomen. Denk boterbabbelaars, stroopwafels, maar ook (sobere) foto’s van ons leven thuis, familie en vrienden.
Sommigen hebben zelfs foto’s meegenomen van sneeuw en schaatsende mensen. ‘Dat kennen ze niet,’ hoor ik iemand vergenoegd zeggen. Ik vraag me af of de Ethiopische studenten werkelijk niet weten wat sneeuw is en stel op mijn beurt vol zelfvertrouwen vast dat ik dit soort kunstgrepen niet nodig zal hebben. Normaal gesproken lukt het me ook om een gesprek met een vreemde gaande te houden. Bovendien heb ik wat vragen in gedachten én ben ik oprecht nieuwsgierig naar mijn nieuwe studiemaatje. Dat kennismaken moet wel lukken. Dus.
Dan word ik voorgesteld aan Endal Kachew Tila, ‘mijn student’. Glimlachend schudt hij mijn hand. Enthousiast begin ik: wie is hij, hoe oud is hij, waar komt hij vandaan? Heeft hij broers of zussen, hoe heten zijn ouders en waarom heeft hij gekozen voor de Pabo? Wat is zijn favoriete vak, hoe ver is hij al, heeft hij hobby’s, waar woont hij?
Endal antwoordt minimaal en heeft moeite om zich in het Engels uit te drukken. Na mijn vragenvuur stopt ons gesprek abrupt. Endal stelt geen vragen aan mij. Ik probeer het gesprek nog eens op gang te brengen door over het Nederlandse voetbal te beginnen. Dat heeft mij in andere verre oorden nog wel eens uit de brand geholpen. Het heeft geen effect. Endal is een alleen groot fan van de Engelse League en kent weinig Nederlandse spelers.
Wanhopig begin ik dan maar wat over mezelf te vertellen. Iets wat ik in het dagelijks leven nooit ongevraagd zal doen. Als Endal om zich heen begint te turen, stop ik maar. Het is volledig stil. Ik heb vrijwel al het mogelijke geprobeerd te bespreken en al mijn foto’s laten zien. Ik ben volledig, helemaal, 100% uitgepraat. Dan gris ik de foto’s van een medestudent naar me toe. Hysterisch hoor ik mezelf zeggen: ‘Look! Snow! In Holland we have snow! Have you seen it before?’ Glazig kijkt Endal mij aan. Ik voel me vreselijk.
Tot overmaat van ramp komt de Ethiopische studiebegeleider om de haverklap controleren hoe het gaat. Hij stinkt niet alleen verschrikkelijk uit zijn mond (ik ben niet vies van een beetje rimboe, maar de geur is werkelijk ondraaglijk), hij is ook heel streng tegen Endal. Geen wonder dat de studenten zo strak in het gareel zaten bij aankomst. Dat soort strengheid kennen wij niet.
Dan gaan we terug naar de grote groep. Iedereen moet elkaar in een paar woorden beschrijven. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Ik stel Endal in de groep op positieve wijze voor: ‘This is Endel and he is a very sportive man…He likes running and is a big fan of the English soccer league!’ Endal heeft ook plezier in de voorstelronde. Gelukkig, het ijs is gebroken.
De volgende dag ontmoeten we de studenten op de lokale Pabo. Endal komt enthousiast op me af lopen. Ondanks het taalprobleem doet hij erg zijn best om me rond te leiden. Hij praat aan één stuk door. Het is gezellig. Het geeft me weer nieuwe moed voor de rest van de week!
– In oktober 2010 ben ik twee weken op Onderwijsexpeditie geweest naar Ethiopië met Edukans. Dit is mijn verslag.