Eén van de competenties waar ik aan moet werken voor het behalen van mijn Pabodiploma, heet ‘Kunst en cultuur’. Dit betekent onder meer dat ik kunst en culturele onderwerpen moet kunnen inpassen in het lesprogramma. Nou komt dat mooi uit, want ik ben gek op alles wat met kunst en cultuur te maken heeft. En kinderen hiermee in aanraking brengen, lijkt me helemaal fantastisch.
Zingen, dansen, tekenen, schilderen, knutselen, fotograferen, acteren, verzinnen en bedenken. Ik doe zelf niets liever. Bij mijn ontdekkingsreis door het educatieve culturele en creatieve aanbod begin ik dan ook te watertanden. Zo bezoekt een docente van Het Concertgebouw in Amsterdam mijn stageklas. Met de kinderen zingt zij aria’s, vooruitlopend op een bezoek aan een kinderopera. Ook komt een workshopleider van Jeugdtheater De Krakeling langs. De kinderen mogen scènes naspelen uit een toneelstuk dat zij hebben gezien en doen oefeningen, zoals het spiegelen van elkaars bewegingen. Het enthousiasme van de docent werkt aanstekelijk.
Dan is het tijd om zelf een creatieve les te geven. De juf is blij dat ik het voorstel, want ze is zelf meer ‘een rekenen-en-taal-juf’. Creatieve vakken zijn niet haar sterkste punt, vindt ze. Ter inspiratie denk ik terug aan de creatieve lessen die ik vroeger op mijn basisschool kreeg. Zo herinner ik mij hoe we een tekenfilmpje leerden maken, lapjes stof met kaarsvet en verf mochten bewerken en allerlei voorwerpen leerden figuurzagen in het knutsellokaal. Bij de gedachte krijg ik al zin om aan de slag te gaan. Dit wordt leuk, leuk, leukerdieleuk!
Ter voorbereiding van mijn les, die ik heb gevonden in de methode ‘Moet je doen’, duik ik in de materialenkast op mijn stageschool. Een aantal zielige stompjes wasco kijkt mij eenzaam aan. Ergens achterin vind ik drie vrijwel lege flesjes ecoline. Daar gaat mijn ecoline- en wascoles. Teleurgesteld druip ik af naar huis. Ik zal een les moeten verzinnen met het weinige, beschikbare materiaal. Nu kom het dus aan op echte creativiteit.
De dagen verstrijken en ik zoek me op internet en in de bibliotheek suf naar een geschikt lesidee. Omdat de kersttijd nadert kies ik uiteindelijk een in mijn ogen beetje duffe les: de kinderen mogen papieren kerstballen maken. Omdat de helft van de kinderen moslim is, noem ik het feestballen (ah, tijdsdruk!). Tijdens de vakantie mogen ze de ballen thuis ophangen. Gelukkig vinden de kinderen het fantastisch. Trots toont Mohamed me zijn versierde bal. Als ik de week erop weer stage kom lopen, hangt de klas vol met ‘mijn’ ballen.
Oef, een goede voorbereiding blijkt dus bij creatieve lessen het halve werk. Maar: weer een hindernis genomen!