Als klein meisje was ik bijzonder vrolijk. Ik stapte optimistisch en onderzoekend door het leven en herinner me, dat ik eigenlijk niet zo goed begreep wat een vriendinnetje bedoelde als zij op belangwekkende toon klaagde dat ze die dag “met haar verkeerde been uit bed was gestapt”. Ik vroeg me dan stiekem af hoe dat voelde, want misschien had ik er ook wel last van, maar wist ik het gewoon niet?
Als volwassene ben ik helaas beter bekend geraakt met het gevoel, dat je geen behoefte hebt om met welk been dan ook uit bed te stappen. Vreemd genoeg word ik op die dagen juist door meerdere mensen gevraagd om “iets leuks” te gaan doen (in tegenstelling tot de dagen dat ik blakend van de energie tevergeefs wacht op een positieve reactie op mijn uitnodigingen).
Zo ook enkele weken geleden, toen het buiten grijs was en ik morrend besloot een voorjaarsschoonmaak te houden. Na enkele enthousiastelingen afgeschud te hebben, belde een goede vriendin mij met de vraag of ik mee wilde gaan naar Foam, het fotografiemuseum aan de Prinsengracht.
Mijn gedachten begonnen al af te dwalen naar een kop sterke koffie, toen we belandden bij de foto’s van Jessica Dimmock (1978). Op slag was ik mijn rotdag vergeten.
“The Ninth Floor” toont het leven van een aantal jonge heroïneverslaafden, die allemaal een periode verbleven in het appartement in Manhattan van voormalig kunstenaar Joe. Je ziet Rachel en haar vriend, die na hun vertrek uit het appartement een relatie begonnen en een (verslaafd) kindje kregen. En Anne, die bij haar ouders op het platteland probeert af te kicken, maar in het weekend naar New York reist om zichzelf daar te verliezen in haar verslaving. Opgenomen in het ziekenhuis gebruikt zij haar infuus om zichzelf drugs toe te dienen.
Het doet mij denken aan de tijd dat ik om de hoek van het Amsterdamse Leidseplein woonde en het leven kon volgen van de lokale zwerversbevolking. Zo was er het vaste groepje zwervers dat onder de Stadsschouwburg sliep. Liep ik met mijn hockeystick over het plein, dan kwam het geregeld voor dat zij mij nariepen: “wel winnen hè…”. En er was de man die altijd op blote voeten liep. Heel soms had hij schoenen aan, maar dat duurde nooit langer dan een paar dagen.
Terwijl ik de foto’s in mij opneem vraag ik me af hoe de hoofdpersonen als kind waren en hoe het heroïnegebruik is begonnen. Zou het zijn omdat zij aan bepaalde stemmingen wilden ontkomen? In het appartement hangt een foto van een gezonde Anne. Ik vind het een mooi meisje.