Als ik ’s ochtends aankom op mijn stageschool, blijkt dat juf Doris ziek is. De kinderen van groep 2 worden verdeeld over de andere kleuterklassen en Anna, één van de administratief medewerkers, valt in voor groep 1. Nog voor we beginnen, vraagt ze of ik de leiding wil nemen. Hoewel ik niks heb voorbereid, laat ik deze kans natuurlijk niet liggen!
We beginnen in de kring. Na de gebruikelijke openingsrituelen lees ik voor uit ‘Het Dieren ABC’ van Eric Carle. Het boek behandelt de letters van het alfabet in rijmpjes over dieren. De kinderen luisteren aandachtig en moeten grinniken om sommige van de fantastische plaatjes. Daarna mogen de kinderen kiezen (arbeid naar keuze).
De week ervoor heeft juf Doris gevraagd of ik Raoul (één van de Spaanse jongetjes) wil helpen met het beschilderen van een ‘woordendoos’. In deze doos mag hij de Nederlandse woorden stoppen die hij wekelijks leert. Als we eenmaal bezig zijn, vragen een paar andere kinderen of zij ook mogen verven, wat ik ze gezellig laat doen. Raoul haalt met Spaanse charmes een velletje papier voor Valerie. Als we gaan buitenspelen, lopen zij hand in hand voorop.
Tijdens het buitenspelen raken Cheryl en Nena een sjaal kwijt. Ik wil niet dat dit een probleem wordt, dus ik zeg samenzweerderig dat we uit moeten vinden waar de sjaal kan zijn. Steeds als ze na het zoeken bij me terug komen, bedenk ik waar ze nog kunnen kijken. Zo zien ze het vinden van de verloren sjaal als een spannend spel. Aan het einde van de ochtend zijn ze vergeten dat de sjaal niet is gevonden.
Dan is het tijd om te ‘lezen’. De meesten gaan rustig op in hun boekje. Behalve Karst. Karst wil niet lezen. Ik leg hem uit dat dit in de planning staat, maar Karst heeft hier geen boodschap aan. Terwijl ik naast hem sta, speelt hij uitdagend wat met zijn boek. Hij verkent duidelijk hoe ver kan hij gaan. Ik besluit voet bij stuk te houden. Alle kinderen moeten lezen van juf Doris, dus hij ook.
Karst houdt echter vol dat hij van juf Doris ook iets anders mag doen. Dan schiet mij iets te binnen van de lessen ontwikkelingspsychologie. Ik geef Karst een keuze: hij mag lezen of hij mag niets doen. En op een ‘ik zou wel weten wat ik zou kiezen toon’ voeg ik er aan toe dat niks doen mij heel saai lijkt. Karst staart even voor zich uit en denkt na. Dan, tot mijn ultieme geluk, zegt hij: ‘Oké, dan ga ik wel lezen.’ Waarna hij rustig aan de slag gaat. Ik prijs hem nog even met zijn keuze en ook Karst lijkt tevreden.
Dan mogen de kinderen bijna naar huis. Ik ben blij met het verloop van de dag, voel me ontspannen en zelfverzekerd. Dat laatste komt ook, omdat ik voel dat Anna en Doris achter mij staan. Ter afsluiting lees ik de laatste letters van het Dieren ABC voor. Bij de ‘R’ van de rups houd ik mijn adem even in en zeg: ‘En de rups verandert in een….’ Tot mijn verbazing (en plezier) hoor ik dertig kinderen met lieve stemmetjes zeggen: “Vlinder….’. Ze vinden het dus leuk! En weer een geweldige ervaring rijker, sluit ik verrukt de dag af.