Vandaag observeer ik Chebbi. Ik doe dit om te werken aan de competentie ‘Individuele zorg’. Daarvoor moet ik individuele problemen van kinderen kunnen herkennen. Ook moet ik een hulpplan voor kinderen met een bepaald probleem kunnen maken.
Het doel van de observatie is om Chebbi’s gedrag tijdens een klassikale les in kaart te brengen. Ik wil kijken of (en hoe) hij deelneemt aan de les. Daarvoor leg ik iedere 20 seconden vast wat hij precies doet. Ik noteer daarvoor een code, bijvoorbeeld K = kijkt naar de juf.
De juf begint haar les en ik start mijn observatie. De situatie heeft direct iets komisch. Ik lijk wel een soort spion. En terwijl Chebbi niet doorheeft dat ik hem observeer, lijken de andere kinderen wel iets te vermoeden. Grinnikend bewaren ze mijn geheim.
Vanaf het eerste moment van mijn observatie is Chebbi in de macht van een autootje. Hij speelt, speelt, speelt en krijgt daardoor weinig mee van de les. Soms kijkt hij om zich heen. Als de stagementor tegen de klas zegt dat er iets ingevuld moet worden, vraagt hij aan de buren wat er gedaan moet worden.
Wanneer de juf wil weten wie er vragen heeft, steekt Chebbi ook direct zijn vinger op. Volgens mij niet omdat hij een vraag heeft, maar meer als een reflex, omdat de anderen het ook doen. Hij speelt, speelt, speelt en als er even ruimte is, laat hij zijn buren zien wat hij heeft gemaakt (een garage). Dan moet de klas beginnen aan de taak. Tijd voor Chebbi om naar het toilet te gaan. Als hij terugkomt, kijkt hij wat om zich heen en speelt hij verder met een poppetje.
Later doe ik verslag bij de stagementor. Zij vraagt of mij iets is opgevallen aan Chebbi. Ik zeg dat hij voornamelijk heeft gespeeld. ‘Hij heeft zijn medicijnen niet geslikt vanochtend, ’ zegt ze met een cynische blik. ‘Zijn arts is op vakantie en de medicatie was op. Vanmiddag wordt hij waarschijnlijk nog drukker.’ Ze lijkt zich nogal te ergeren aan Chebbi en zijn ouders.
Twee weken na mijn observatie spreek ik af met de intern begeleider. Met haar hulp moet ik een hulpplan voor Chebbi opstellen. Tenminste dat hoop ik, want ik heb nog geen idee hoe ik een hulpplan moet maken. Of welk probleem van Chebbi ik aan zou kunnen pakken. De intern begeleider helpt me uit de droom. ‘Chebbi’s ouders hebben nog veel moeite met de diagnose ADHD. Er zijn ook al veel mensen bezig met zijn functioneren.’
Ik kan dus geen hulpplan maken voor Chebbi. Hmmmm, dat betekent weer opnieuw beginnen. En zoveel tijd heb ik niet meer… Als ik terugkom in de klas moeten Chebbi en een aantal kinderen hun laatje opruimen. Ik probeer hem te helpen door wat structuur voor hem aan te brengen in het opruimen. Zo kan ik tenminste toch nog iets voor hem doen…
Juf Kim kijkt ontevreden toe. Na afloop zegt ze ‘Dat kan hij ook alleen.’ Met een vervelend gevoel verlaat ik die dag mijn stageplek. Ik lijk weinig goed te kunnen doen in de ogen van juf Kim. Wordt vervolgd…