Regelmatig werk ik met een paar leerlingen uit de “zorggroep min”. Deze groep blijft op veel gebieden achter en behoeft daarom extra zorg. Boris maakt deel uit van het groepje. Mijn Surinaamse stagementor heeft wel eens opgemerkt dat zijn Ghanese ouders niet veel acht op hem slaan.
Minachtend sneerde ze dat zij al jaren in Nederland wonen, maar nog steeds geen Nederlands spreken. Ook merkte ze op dat Boris vroeger doorverwezen zou zijn naar het speciaal onderwijs. Dit is veranderd sinds het project Weer Samen Naar School. Het beoogt kinderen, die extra zorg en begeleiding nodig hebben, zoveel mogelijk op een reguliere basisschool te houden.
Zodoende heeft Boris allerlei taken die afwijken van het grootste deel van de klas. Tijdens sommige leuke activiteiten krijgt hij bijles van de intern begeleider. Alhoewel hij dus geregeld buiten de boot valt, heeft hij gelukkig wel vrienden in de klas. Tijdens het maken van een sociogram noemen meerdere kinderen hem als één van de drie klasgenoten met wie zij het liefste spelen.
Ik heb een speciale band met Boris. Al in één van onze eerste gesprekken merkte hij op dat hij mij “een lieve juf” vindt. Niet op een slijmerige manier, maar meer opgelucht. Boris kan mij soms ook verassen. Bijvoorbeeld tijdens een les Nieuwsbegrip, waarbij de kinderen nieuwsberichten lezen en hier vragen over moeten beantwoorden. Terwijl de anderen in het groepje ongeïnteresseerd om zich heen zitten te kijken, antwoordt hij op de moeilijke vraag hoe de bankencrisis aangepakt kan worden, wijs dat de “regering daar maatregelen voor moet treffen.”
Die middag staat in het teken van de Voorleeswedstrijd. Kinderen uit verschillende groepen mogen aan meerdere klassen voorlezen, waarna een jury van volwassenen hen beoordeelt op onder meer tempo en intonatie. Ik vind een plekje tussen de kinderen van mijn stageklas en observeer hen in stilte. Dan zie ik dat Boris huilt. Langzaam glijdt een traan over zijn wang. Ik tik hem op zijn schouder en vraag wat er scheelt. Hierdoor gaan de krokodillentranen harder stromen.
Om de anderen niet af te leiden vraag ik hem om even met mij mee te lopen. Dan legt hij uit dat hij op zijn kop kreeg van de juf, terwijl de anderen juist schuldig waren. Het dringt tot mij door dat het niet handig is dat ik hem nu troost. Maar ik heb zo met Boris te doen, dat ik hem in een impuls een stevige knuffel geef en de tranen van zijn wangen veeg.
We gaan weer bij de groep zitten en luisteren naar de voorlezers. Als een kleuter leunt Boris tegen mij aan. Ik ga een stukje opzij, maar hij schuift stiekem weer een stukje mijn kant op. Er is iets bijzonders aan Boris. Iets wat ik niet kan duiden. Maar ik neem me voor om hier zoveel als mogelijk achter te komen. Want iemand die hem helpt en voor hem uitkijkt, kan Boris volgens mij wel gebruiken.